De Vlaamse kunsten op internationale podia na corona: 6 beleidsaanbevelingen

De Vlaamse kunsten waren altijd al een eyecatcher in het buitenland. Internationale publieken en professionals zien Vlaamse producties graag komen. En die buitenlandse erkenning is een belangrijke financieringsbron voor Vlaamse producenten. Maar corona riep de internationale aanwezigheid van Vlaamse kunstenaars en kunstenorganisaties abrupt een halt toe. De gevolgen zijn niet mals. OKo vroeg vijf verschillende organisaties hoe de decimering van hun internationale werking hun artistieke plannen, hun spreidingsmodel en hun inkomstenmodel impacteerde. Tegelijk polsten we naar hun ambities op internationaal vlak en de ondersteuning die ze nodig hebben om die waar te maken. Op basis daarvan maakten we onderstaande analyse en geven we 6 beleidsaanbevelingen.

Corona legde de cultuursector volledig lam, in binnen- en buitenland. Touren werd moeilijker dan ooit. Zelfs toen culturele voorstellingen en concerten in de zomer van 2020 weer mondjesmaat mogelijk waren, bleef onze aanwezigheid op internationale podia beperkt. Gezelschappen moesten immers rekening houden met een test- en quarantainebeleid dat van land tot land verschilde, met last-minute-annuleringen wegens besmettingen in het team en met volatiele beleidskeuzes. De massa’s geannuleerde voorstellingen, de wegvallende artistieke kansen en de teruggelopen inkomsten legden twee dingen bloot. Enerzijds hoe nodig internationale aanwezigheid en uitwisseling is voor de artistieke identiteit van kunstenorganisaties, voor hun inkomsten- en voor hun spreidingsmodel. En anderzijds hoe fragiel het evenwicht is waarbinnen die internationale aanwezigheid tot nu toe plaatsvond.

Artistieke ontwikkeling

Dat internationale tournees en presentatiemomenten massaal gecanceld werden door corona betekende voor heel wat gezelschappen en kunstenaars een knip in de artistieke ontwikkeling. Internationale aanwezigheid is méér dan schitteren in de schijnwerpers. Voor beginnende makers zijn de eerste internationale stappen vaak broodnodig om meer zichtbaarheid te creëren en gelanceerd te geraken, niet alleen in het buitenland trouwens, maar ook in Vlaanderen. Werken in een internationale context geeft bovendien zuurstof aan de artistieke praktijk, of het nu via een residentie verloopt of via een toonmoment. Anders dan in andere jaren kregen kunstenaars en gezelschappen die kans door corona niet of veel minder. Programmatoren bleven, zoals iedereen, massaal thuis, en prospectiemomenten werden gecanceld. Pas nu worden die programma’s weer mondjesmaat opgestart. De gemoedelijke drink na een voorstelling, die vaak cruciaal is om contacten te leggen en nieuwe plannen te smeden, is meer dan een jaar niet doorgegaan.

Spreiding

Ondertussen bleven onze makers wel onderzoeken en creëren. Het gevolg is een indrukwekkende hoeveelheid werk, die zijn weg naar het publiek (nog) niet vindt. Of al die creaties na corona alsnog een plek op de internationale podia zullen krijgen, is zeer de vraag. Want het vaak herhaaldelijke uitstel van heel wat voorstellingen en concerten die al in 2020 hadden moeten plaatsvinden creëert nu een enorme flessenhals. De buitenlandse programmatoren zullen met andere woorden keuzes moeten maken. De kans is groot dat nog onbekende makers daardoor kansen zullen missen en dat in sterk actualiteitsgedreven disciplines zoals theater waardevol artistiek werk dat intussen één à twee jaar oud is niet meer geprogrammeerd wordt.

Het spreidingsmodel van heel wat organisaties die actief zijn in het buitenland is helemaal op losse schroeven te komen staan. Dat geldt zeker voor producerende gezelschappen die inzetten op tournees, en niet op punctuele presentatiemomenten in het buitenland. Voor wie met nieuw werk tourt is die afgenomen internationale zichtbaarheid nefast. Voor hen heeft corona niet louter de pauzeknop ingeduwd. Internationaal touren vergt een maanden-, vaak jarenlange voorbereiding. Het is een kwestie van contacten leggen, presenteren, opgepikt worden en vernetwerkt zijn. Maar die hele keten aan voor de buitenwereld onzichtbaar voorbereidingswerk is nu grondig verknipt en kan niet van het ene op het andere moment terug opstarten. Dat heeft opnieuw gevolgen voor de artistieke uitwisseling, die niet kan plaatsvinden zoals gepland. Maar het heeft ook een dramatische impact op het inkomstenmodel van deze organisaties. En ook op hun medewerkers - veelal freelancers.

Inkomsten

Lege agenda’s betekenen minder inkomsten. De gemiddelde producerende organisatie financiert 60% van zijn productie en spreidingskost met coproductiebijdragen en uitkoopsommen. Voor die eigen inkomsten is noch op korte, noch op lange termijn een alternatief te vinden. Sommige organisaties halen zelfs tot 75% van hun inkomsten uit eigen middelen, wat voor een groot deel op hun internationale aanwezigheid stoelt. In normale omstandigheden financieren ze met die inkomsten ook deels hun binnenlandse werking. De budgetten van presentatieplekken en dan vooral van cultuur- en gemeenschapscentra zijn de afgelopen jaren zo afgekalfd, dat die deze organisaties anders niet meer kunnen ontvangen. Een verminderde aanwezigheid in het buitenland betekent dus niet zomaar dat organisaties hun werk dan wel meer in Vlaanderen kunnen tonen. Maar zelfs voor organisaties met een eigen presentatieplek is de buitenlandse activiteit een financiële voorwaarde voor de binnenlandse werking.

Een bijzonder probleem doet zich voor bij producties die mikken op grote zalen. Die worden per definitie voor een hoog percentage van de kosten internationaal gefinancierd. Maar omdat de internationale coproductienetwerken stilliggen, geraken voorstellingen en concerten van die schaal niet geproduceerd. Dat geldt al helemaal voor onafhankelijke producenten die niet verbonden zijn aan een presentatieplek.

Hoe moet het nu verder?

De planning voor 2021 was lange tijd nauwelijks beter gevuld dan die van 2020. Stilaan komt het internationale circuit weer op gang, al is dat niet op dezelfde manier als voorheen. Sommige buitenlandse huizen of festivals moesten zich herbezinnen over hun positie. Een aantal deden zelfs de boeken dicht. Maar de verwachting is dat een doorstart wel degelijk mogelijk is vanaf 2022. Over het algemeen was de bereidwilligheid en flexibiliteit waarmee buitenlandse huizen de golf aan annuleringen hebben opgevangen overigens groter dan in het binnenland. 

Toch is het duidelijk dat alles niet opnieuw zo wordt als vóór de pandemie. Organisaties zitten op hun tandvlees, en dat komt niet alleen door corona. Ook voorheen was al duidelijk dat het model waarbij een grote internationale aanwezigheid een groot aandeel van de eigen inkomsten moest dekken en toekomstige spreiding moest garanderen te fragiel was. Het soms excessieve toeren, met makers die weken of zelfs maanden van huis zijn, eist bovendien een grote sociale, familiale en ecologische tol. Heel wat gezelschappen bezinnen zich dan ook al enkele jaren over duurzamere modellen. Corona heeft die uitdagingen extra op scherp gezet. Het is te verwachten dat gezelschappen in de komende maanden meer dan voorheen naar hun mogelijkheden op lokaal niveau zullen kijken. Voor hun internationale werking stippelen ze duurzamere trajecten uit. Hoe hun plannen vorm zullen krijgen, is vandaag nog koffiedik kijken. Daarvoor is het nog te onduidelijk hoe de wereld er na corona zal uitzien. Wel is zeker dat deze organisaties ondersteuning zullen nodig hebben bij hun heroriëntering. Daar heeft Vlaanderen, dat zij mee op de kaart hebben gezet, ook enkel baat bij.

Welke ondersteuning is er nodig?

Net omdat de toekomstperspectieven zo onduidelijk zijn, hebben we nood aan een wendbaar beleid dat inzet op beproefde recepten en tegelijk snel kan schakelen om mee te zijn met de nieuwe realiteit. We geven 6 aanbevelingen:

  1. Subsidieer volwaardig binnen het Kunstendecreet. Enkel op die manier kunnen organisaties de nodige investeringen doen om in de toekomst opnieuw een duurzame internationale aanwezigheid uit te bouwen.
  2. Zorg voor een goede afstemming op Europees niveau. Corona heeft (opnieuw) aangetoond dat de versnipperde Europese regelgeving nefast is voor vlot en duurzaam toeren en produceren. We verwijzen hierbij ook naar onze eerdere aanbevelingen in onze position paper over internationaal mobiliteitsbeleid. De recente mededeling van de Europese Commissie C(2021) 4838 final van 29 juni stuurt eveneens aan op een gecoördineerde aanpak om de culturele sectoren te ondersteunen in het herstel van de coronacrisis.
  3. Zet in op onze internationale aanwezigheid. Investeer in onze zichtbaarheid door internationale professionals warm te maken voor Vlaams werk. Maar extra budget vrij voor internationale toonmomenten, bijvoorbeeld aanvullend op de grote toonfestivals van o.a. Avignon en Edinburgh. Creëer een kortlopende eenmalige subsidielijn om buitenlandse programmatoren naar Vlaanderen uit te nodigen. Zorg voor een eenmalige versterking van de budgetten voor internationale projecten en andere kortlopende internationale projectsubsidies. Werk aan een grotere participatie van Vlaamse organisaties aan Europese mobiliteitssubsidies door een gangmaker aan te stellen die een effectief actieplan uitrolt.
  4. Ondersteun spreidingswerk volwaardig. Spreiding is een vak. Om onze makers en organisaties kansen te geven zouden spreidingbureaus gehonoreerd moeten worden voor hun verdiensten - ook binnen een subsidiërend kader.
  5. Voorzie flankerende subsidies die een internationale werking faciliteren. Dat gaat dan om transportsubsidies, reissubsidies, ondersteuning bij het combineren van residenties en toonmomenten die op méér gericht zijn dan enkel presentatie. Zorg ervoor dat we kunstenaars in elk Europees land volgens de geldende regelgeving correct kunnen vergoeden. Heb bovendien aandacht voor duurzame reisvormen en zoek aansluiting bij de vereiste groene strategieën binnen Europese relanceplannen.
  6. Zet in op digitalisering. Internationalisering betekent ook digitaal aanwezig zijn. De ambitieuze digitaliseringsplannen van de Vlaamse regering én de geplande ondersteuning van de sector op dat vlak via onder meer het VIA 3-akkoord, zijn broodnodig om onze internationale aanwezigheid op lange termijn te verankeren.

Lees de cases

OKo vroeg vijf verschillende organisaties hoe de decimering van hun internationale werking hun artistieke plannen, hun spreidingsmodel en hun inkomstenmodel impacteerde. Tegelijk polsten we naar hun ambities op internationaal vlak en de ondersteuning die ze nodig hebben om die waar te maken. Lees hier alle cases:

  • Ictus: "Dat we zo veel in het buitenland spelen, is ook financiële noodzaak"
  • Ontroerend Goed: "Ons jarenlang zorgvuldig opgebouwde werk dreigt af te brokkelen"
  • Hiros: "Internationaal werken blijft noodzakelijk: om inhoudelijke én financiële redenen"
  • Campo: "We hebben het internationale luik van onze werking nodig om financieel rond te komen"
  • Rosas: "Onze bejubelde inkomstenverhouding blijkt nu onze grote zwakte te zijn"


Beeld: De Nwe Tijd - Heimat 2 © Pepijn Lutgerink

Zie ook: