Internationalisering na corona - de case van Hiros

Corona riep de internationale aanwezigheid van Vlaamse kunstenaars en kunstenorganisaties abrupt een halt toe. De gevolgen zijn niet mals. OKo vroeg vijf verschillende organisaties hoe de decimering van hun internationale werking hun artistieke plannen, hun spreidingsmodel en hun inkomstenmodel impacteerde. Tegelijk polsten we naar hun ambities op internationaal vlak en de ondersteuning die ze nodig hebben om die waar te maken. Dit is de case van Hiros.

Hiros in het kort

  • Organisatie die werkt aan de ontwikkeling van kunstenaarstrajecten en die samenwerkt met individuele kunstenaars die hybride projecten in de podiumkunsten realiseren
  • Zo’n 4 premières en zo’n 80 presentaties per jaar, waarvan meer dan een derde in het buitenland
  • 45 geannuleerde voorstellingen in 2020
  • 41% eigen middelen, 59% subsidies (cijfers voor corona, inclusief projecten waarvoor Hiros optreedt als toelagetrekker)

"Internationaal werken blijft noodzakelijk: om inhoudelijke én financiële redenen"

Karen Verlinden, artistiek coördinator: “Voor kunstenaars zijn er door covid uiteraard heel veel kansen weggevallen. De residenties en speelkansen in binnen- en buitenland verdwenen vrijwel volledig, en daarbij ook de mogelijkheid om verder aan internationale spreiding te werken en publiek op te bouwen. Binnen Hiros werkt de internationale aanwezigheid van de ene artiest ook vaak als een hefboom voor de andere artiesten met wie we werken.

Bij de premières en voorstellingen die wel konden doorgaan waren veel minder internationale programmatoren aanwezig, waardoor de kansen op spreiding kleiner werden.

Het voorbije anderhalf jaar hebben veel kunstenaars zich - soms gepland, soms noodgedwongen - teruggeplooid op onderzoek en creatie. Veelal is dat onzichtbaar werk, soms verloond in het kader van een project of een onderzoeksbeurs, maar vaak ook zonder verloning. Ten slotte is het intussen een bekend probleem dat er een enorme ‘bottleneck’ is ontstaan. Het is maar de vraag hoe al dat werk nog nog gespreid en getoond zal kunnen worden.

Het was fijn om vast te stellen dat de meeste programmatoren ondanks de moeilijke omstandigheden meedachten met de artiesten: waar mogelijk werd alternatieve ondersteuning voorzien, uitstel had de voorkeur over afstel, enz. Engagementen voor coproductie, residentie en presentatie blijken wel moeilijker vast te leggen door de verhoogde vraag en de langdurige onzekerheid over budgetten en toekomstplannen.

Internationaal werken blijft voor ons noodzakelijk. In de eerste plaats om inhoudelijke redenen: internationale uitwisseling verrijkt de kunstenaarspraktijk en onze werking. Het is daarnaast een financiële noodzaak. Coproductiebudgetten blijven slinken en we hebben buitenlandse partners nodig om de projecten financieel rond te krijgen. 

Na een plotse piek van presentaties bij de heropening van de sector aan het einde van het huidige seizoen, zien we in de spreiding voor het komende seizoen 2021-22 nog duidelijk de gevolgen van covid. We verwachten dat die zich nog enkele jaren (ook internationaal) zullen laten voelen. Het was al langer duidelijk dat toeren duurzamer moet, maar covid zette dit besef op scherp. Samen met alle actoren zullen we moeten herdenken wat het betekent om ‘internationaal te werken’. Het blijft voor individuele kunstenaars bijvoorbeeld zeer moeilijk om langere opeenvolgende speelreeksen te onderhandelen in één bepaalde regio of om er ook residenties, workshops of andere ontmoetingen aan te koppelen.

Een grote verantwoordelijkheid daarvoor ligt bij de presenterende partners: er moet meer en beter nagedacht worden over partnerships in bepaalde regio’s en het argument van exclusiviteit wordt vaak onterecht gebruikt. We geloven dat specifieke subsidie-instrumenten zouden kunnen bijdragen aan duurzamer internationaal werken. De Vlaamse overheid kan reissubsidies verstrekken die niet louter aan presentaties gelinkt zijn en die duurzaamheid als criterium hebben.

Binnen het denken over duurzaamheid is ten slotte een herwaardering van het lokale belangrijk, ook na covid. De projecten van Hiros staan nog te weinig in de Vlaamse cultuurcentra, terwijl veel van het werk dat potentieel zeker heeft. In het verleden droegen initiatieven zoals Circuit X bij tot de inbedding van zogenaamd ‘moeilijker’ werk in de cultuurcentra. Onbekend maakt onbemind. De overheid moet de spreiding op het lokale niveau meer stimuleren en honoreren. Dat kan bijvoorbeeld door subsidies te verlenen aan spreidingsbureaus die daarop inzetten, meer uitwisseling tussen Vlaanderen en Wallonië te faciliteren of initiatieven te steunen die de zichtbaarheid vergroten van dans en performance in de cultuurcentra.”

  • Lees ook de analyse over internationalisering na corona met zes beleidsaanbevelingen.
  • Lees ook de andere cases:
    • Ictus: "Dat we zo veel in het buitenland spelen, is ook financiële noodzaak"
    • Ontroerend Goed: "Ons jarenlang zorgvuldig opgebouwde werk dreigt af te brokkelen"
    • Campo: "We hebben het internationale luik van onze werking nodig om financieel rond te komen"
    • Rosas: "Onze bejubelde inkomstenverhouding blijkt nu onze grote zwakte te zijn"

Beeld: Hiros - Cassiel Gaube - Farmer Train Swirl - Étude © Luc Depreitere

Zie ook: