Aanbevelingen participatie naar aanleiding van KdG-studie

De afgelopen maanden discussieerden de oKo-werkgroepen, met de werkgroep Participatie voorop, over de KdG-studie naar de functie participatie. In een afrondende werksessie werd de voorzet gegeven voor een standpunt. Dat leggen we binnenkort voor aan de minister.

De functie 'participatie' creëerde heel wat verwarring tijdens de vorige subsidieronde, ook in de beoordelingscommissies. Het departement gaf daarom de KdG-hogeschool opdracht tot een studie waarmee het begrip 'participatie' beter gedefinieerd kan worden. Die studie presenteert enkele scenario’s in de vorm van beleidsaanbevelingen. De werkgroep Participatie formuleerde heel wat opmerkingen op het resultaat en besprak het tijdens een sessie op 19 maart met een grote groep geïnteresseerde oKo-leden, waarvan de meesten in andere werkgroepen zetelen. Op basis van die sessie werkte oKo aan een standpunt dat het zal voorleggen aan de minister.

Wat staat er in het standpunt?

  • De grote verdienste van de onderzoekers is dat ze eindelijk een helder begrippenkader gekoppeld hebben aan het meerduidige begrip 'participatie'. Zo maken ze een onderscheid tussen participatie van publieken aan het product, participatie aan de productie, culturele democratie en inspraak in het kunstenbeleid. Dankzij die oefening kan iedereen in de toekomst over hetzelfde spreken als het over verschillende participatievormen gaat.
  • Over een heleboel begrippen hangt nog een dikke mistlaag. Denk maar aan termen als (bereikt en niet-bereikt) publiek, participant, deelnemer of kunstenaar. OKo pleit voor meer helderheid.
  • De langetermijnscenario's in de studie zijn onvoldoende ontwikkeld en verdienen een nieuwe uitwerking.
  • Participatie is ook een transversaal gegeven, net als diversiteit. Het zou goed zijn als elke indiener gevraagd wordt zich daartoe te verhouden. Tegelijk moet participatie als aparte functie blijven bestaan, voor de organisaties van wie het deel uitmaakt van hun DNA.
  • OKo suggereert om te werken met een minor-majorsysteem. Daarmee geef je aan op welke functie je in hoofdzaak inzet (je kernactiviteit) en welke andere functie(s) je daarnaast wil verkennen en versterken (minor).

Meer weten?

Beeld: Circusbos Dommelhof © Jan Castermans

downloads

OKo-standpunt participatie.pdf
154.95 KB

Zie ook: