In november 2018 kwamen het departement CJM en het kabinet met een voorstel om de functie participatie in het Kunstendecreet op een nieuwe manier in te vullen. Intussen ligt er een draaiboek op tafel voor projecten en beurzen. Opmerkelijk genoeg is dat qua invulling nauwer dan wat de minister in november voorstelde. OKo blijft pleiten voor een minor-majorbenadering.
De functie participatie vormde al langer voer voor debat. Tijdens de vorige subsidieronde was ze goed voor heel wat verwarring, ook in de beoordelingscommissies. Het departement gaf daarom de KdG-hogeschool in 2017 opdracht tot een studie waarmee het begrip ‘participatie’ beter gedefinieerd kan worden. Die studie presenteert enkele scenario’s in de vorm van beleidsaanbevelingen. Hoewel oKo blij was met het heldere begrippenkader dat de onderzoekers creëerden, stelden we toch vast dat heel wat begrippen onvoldoende gedefinieerd werden en dat de voorgestelde langetermijnscenario’s onvoldoende uitgewerkt waren.
Nieuw kader
Met het voorstel dat kabinet en departement in november lanceerden kwam er weer wat meer helderheid. Maar een belangrijk deel van de kunstenpraktijk werd niet of te weinig gevat in het voorstel. Kunsteducatieve en innovatieve praktijken die de laatste jaren zijn ingezet bijvoorbeeld. We lieten daarom aan kabinet en departement weten dat het nieuwe kader niet verplicht zou mogen worden zodat het projecten die opstart-, innovatie- en experimenteerruimte nodig hebben niet vastrijdt.
Draaiboek of blauwdruk?
Nu er een nieuw draaiboek voorligt willen we nog eens op die nagel kloppen. Want dat draaiboek – dat geldt voor de volgende indienronde voor projecten en subsidies, met deadline op 15 maart – presenteert geen ruimere, maar een engere visie op participatie. We hopen dat de beoordelaars er met de nodige soepelheid mee aan de slag gaan. En dat het draaiboek nog geen blauwdruk is voor de beoordeling van latere projectrondes, laat staan van de volgende structurele ronde. We willen immers graag meewerken aan een kader en een draaiboek dat participatieve praktijken in al hun vormen kunnen ondersteunen en die genoeg ruimte laten voor innovatie.
Major-minor
Daarvoor wijzen we nog eens op ons voorstel om een major-minorsysteem te hanteren. Dat idee lanceerden we al naar aanleiding van de KdG-studie over participatie. Met zo’n systeem kan elke organisatie aangeven op welke functie ze in hoofdzaak inzet (kernactiviteit) en welke andere functie(s) ze daarnaast wil verkennen en versterken (minor), zonder dat de functie participatie ooit verplicht wordt. Organisaties met een hart voor participatie zouden vrij moeten kunnen kiezen uit alle vormen die in het interpretatiekader beschreven worden om hun minor invulling te geven. Zo zullen ze sneller de sprong wagen in plaats van uit zelfcensuur op een ‘veilige’ functie in te zetten. Organisaties bij wie participatie tot hun kern-DNA behoort , moeten kunnen putten uit alle types participaties, alle lagen van het kader. Zo garanderen we een duurzame verankering van participatieve praktijken in het kunstenveld en geven we ruimte aan waardevolle, innovatieve en broodnodige trajecten.
Beeld: Fixatief - BridgeOfWinds © Bij' De Vieze Gasten