De sociaal-economische positie van de kunstenaar

De werkomstandigheden van kunstenaars, het verloop van hun loopbanen en hun positie op de arbeidsmarkt zijn en blijven een grote zorg voor overleg kunstenorganisaties (oKo), de sectorfederatie van de kunsten. Des te meer na de bekendmaking van de resultaten van de studie naar de sociaal-economische positie van de kunstenaar (UGent i.s.m. Kunstenpunt, Kunstenloket, VAF, VFL, SFP, ACOD Cultuur en oKo).

 

Additionele vaststellingen

Werkgevers willen graag ingaan op vragen van kunstenaars m.b.t. de modaliteiten van verloning of de aard van arbeidsrelatie in functie van de eigenlijke sociale situatie van de artiest. Maar, de aard van het artistieke werk wordt moeilijk gevat in het klassieke arbeidsrecht, de administratieve en juridische kaders zijn te complex. Daar bovenop bieden de bestaande statuten van 'zelfstandige' of 'werknemer' onvoldoende antwoord op de noden die uit de kunstenaarspraktijk naar voren komen.

Het Kunstenaarsstatuut had soelaas kunnen brengen maar werkt stigmatiserend en demotiverend. Het heeft te veel ongewenste effecten voor alle partijen. Om juridische spitstechnologie, Kafka, redtape en onderfinanciering toch het hoofd te kunnen bieden, zien teveel opdrachtgevers zich verplicht om te grijpen naar vormen van verloning waarbij kunstenaars sectorale voordelen mislopen waar ze wel recht op hebben. Belangrijk is dat kunstenaars in veel gevallen ook zelf opdrachtgever zijn. Maar er is, vooral door aanhoudende besparingen en onderfinanciering, ook sprake van onvoldoende budgettaire ondersteuning van de artistieke praktijk. Tegelijk blijven we vaststellen dat (pas afgestudeerde) kunstenaars nog teveel worstelen met een gebrek aan (inzicht in de nodige) omkadering van hun artistieke activiteit.

 

oKo-voorstellen voor de korte termijn

oKo, in hoofdzaak opererend in de gesubsidieerde kunstensector, neemt sinds het begin een voortrekkersrol op in sociaal overleg inzake de optimalisering van arbeidsvoorwaarden voor kunstenaars: hogere lonen voor korte contracten, een aanvullend pensioensysteem op maat van artiesten, betere reglementering m.b.t. het statuut van de kunstenaar, het auteursrecht, etc.

Met 208 leden/kunstenorganisaties, blijft oKo zich inzetten in voor een beter arbeidsklimaat en gunstige werkomstandigheden voor kunstenaars in het brede kunstenveld. Daarom de volgende voorstellen (uitgebreide versie onderaan deze pagina):


Met betrekking tot het budgettair kader

  • Zet ten volle in op het aanwezige artistiek potentieel.
  • Breng de reguliere subsidiepot voor projecten en beurzen op peil: minimaal € 13.972.000.
  • Verhoog dat budget tot minimaal € 16.125.300 projectmiddelen per jaar, zodat ook Titel V en andere tools, zoals RVT's, kunstenaarstoelagen, buitenlandse residenties, doorbraak-trajecten, ... gerealiseerd kunnen worden.
  • Optimale indexering van subsidies in functie van de garantie van correcte verloning.

 

Met betrekking tot het administratief kader

  • Er is nood aan juridische en administratieve modellen die de courante praktijken uit de sector correct kunnen vatten, modellen voor samenwerkingen, kosten delen, personeel delen en aan arbeidsrechtelijke modellen om flexibele tewerkstelling te vatten.
  • oKo pleit voor een doorgedreven vereenvoudiging van de werkloosheidsreglementering en voor meer transparantie wat betreft de berekening van de uitkering.

 

Met betrekking tot de sociale bescherming

  • oKo ontwikkelt een aantal deontologische principes voor faire praktijken, die bottom upworden ontwikkeld en dus breed gedragen worden in de sector. Dit proces werd net opgestart en moet resulteren in een heus oKo-charter.
  • oKo pleit voor de invoering van een minimale dagvergoeding, geldig voor alle kunstenaars, ongeacht de sector waarin ze werken.
  • Voor kunstenaars-zelfstandigen is er nood aan maatregelen die piek- en dalmomenten in de inkomenssituatie van artiesten neutraliseren.

 

Met betrekking tot de ondersteuning van de artistieke praktijk

  • Intensifiëring van aangepaste begeleiding van artiesten (Kunstenloket en managementkantoren) rond de zakelijke en juridische aanpak van hun artistieke praktijk. Een taakuitbreiding voor het Kunstenloket betekent ook meer budget, de kwaliteit en kwantiteit van de huidige dienstverlening in combinatie met een aanjaagfunctie moet gegarandeerd blijven, de beheerscontext moet dat toelaten.
  • De overheid en de fondsen (VAF en VFL) moeten kunstenaars die beurzen of projectsubsidies krijgen, aanmoedigen om een voldoende deel van het toegezegde subsidiebedrag aan te wenden voor de eigen verloning. Ook huizen en gezelschappen die investeren in de artistieke praktijk en daarbij de verloning van kunstenaars als basisprincipe naar voren schuiven, moeten daartoe door de overheid gestimuleerd worden.
  • In marktgerelateerde sectoren zoals muziek en beeldende kunst moet meer ingezet worden op impulssubsidies die marktontwikkeling ondersteunen.
  • De ontwikkeling van een atelierbeleid voor beeldend kunstenaars zou onderzocht moeten worden.

 

Met betrekking tot de aansluiting onderwijs/arbeidsmarkt

  • I.v.m. de aansluiting van het hoger kunstonderwijs op de arbeidsmarkt pleit oKo voor het aangaan van partnerschappen tussen het werkveld, de sociale fondsen, het Kunstenloket en de opleidingen.

 

oKo-voorstellen voor de lange(re) termijn

  • oKo pleit voor een sui generis statuut van de autonome werker, los van de klassieke modellen van werknemer/zelfstandige.
  • De lancering van de denkoefening ‘basisinkomen’ in de artistieke sector. oKo kijkt in dit verband erg uit naar de resultaten van de studie van UNIZO die eerder dit jaar gelanceerd werd naar aanleiding van de dag van de freelancer.


Lees hier het uitgebreide standpunt van oKo met een verdere toelichting van de maatregelen.

downloads

oKo-standpunt - sociaal-economische positie van kunstenaars.pdf
188.25 KB

Zie ook: