Kunstendecreet: hoeveel vragen we als sector? En is dat veel in vergelijking met de vorige ronde?

Om die vergelijking correct te kunnen maken, moeten we de cijfers eerst contextualiseren.  

Het bedrag dat we als sector in 2017 aanvroegen is namelijk niet 100% te vergelijken met wat we voor 2023-2027 hebben aangevraagd. 

Waarmee rekening houden als we cijfers uit 2017 en 2023 vergelijken? 


  • Koopkracht

Werkingssubsidies worden maar gedeeltelijk geïndexeerd. En in 2020 werd er 6% bespaard op organisaties met werkingssubsidies, 8% op organisaties met specifieke kernopdrachten, en 3% op Kunstinstellingen. 

De lonen van de medewerkers van onze organisaties, waar we zelf voor instaan, worden wel volledig geïndexeerd. En de gemiddelde Vlaamse werkingssubsidie volstaat niet om de lonen te betalen. Door de gedeeltelijke indexering van de werkingssubsidies en de besparingen uit 2020, lijden we een significant en structureel koopkrachtverlies in onze sector. 


  • DAC-middelen

DAC-middelen werden in het leven geroepen in de jaren ’80 om jobs te creëren voor werklozen, vandaar ook de naam ‘Derde Arbeidscircuit’. De kunstensector is de laatste sector waarbij de DAC-middelen overgedragen worden naar een sectordecreet (het Kunstendecreet in dit geval). Tot en met 2022 kregen een aantal kunstenorganisaties die subsidies naast hun Vlaamse werkingsmiddelen, vanaf 2023 moeten deze subsidies in hun aanvraag zijn opgenomen. In totaal gaat het om ongeveer 3 miljoen euro die aan de algemene ‘pot’ voor de werkingssubsidies vanaf 2023 is toegevoegd. Om de cijfers van 2017 en 2023 te kunnen vergelijken, moet er ook in de bedragen van 2017 met de DAC-middelen rekening gehouden worden. 


  • Overdracht provinciale middelen

In 2018 werden de provinciale bevoegdheden van cultuur naar lokaal en Vlaams niveau overgeheveld. Ook organisaties met Vlaamse werkingssubsidies kregen aanvullende provinciale subsidies. Die middelen werden in 2018 aan de werkingssubsidie toegevoegd en zijn dus niet zichtbaar in de aangevraagde, geadviseerde en toegekende middelen in 2017. Om een eerlijke vergelijking tussen de aangevraagde bedragen uit 2017 en in 2023 mogelijk te maken, moeten die provinciale middelen aan het aangevraagde bedrag uit 2017 toegevoegd worden. 


  • Combinatie projectsubsidies/werkingssubsidies

Organisaties met werkingssubsidie die op dit moment gesubsidieerd zijn met minder dan 300.000 euro, konden bijkomende projectmiddelen aanvragen. Vanaf 2023 is dit niet meer mogelijk, kleinere organisaties gaan daarom (in sommige gevallen) een hoger subsidiebedrag aanvragen om dit op te vangen. In de aangevraagde en toegekende subsidiebedragen van 2017 is hier nog geen sprake van. In de begrotingen van de aanvragen voor de ronde 2017-2022 werd er jaarlijks 2.832.055,15 euro begroot voor bijkomende projectsubsidies. Dit geld is niet overgedragen naar het startbedrag voor de werkingssubsidies en zorgt dus voor een bijkomende druk op het beoordelingssysteem. 


  • Berekeningsmethodiek van de aangevraagde bedragen 

In tegenstelling tot in 2017, zijn de ingediende begrotingen voor deze ronde niet op een uniforme manier opgesteld. Sommige organisaties dienden een variabele begroting in, waarbij het gevraagde bedrag een gemiddelde van 5 werkjaren is. Andere dienden alleen het eerste werkjaar in, en dus per definitie met een lager gevraagd dan bij een variabele begroting. Ook was het mogelijk om een stabiele begroting in te dienen met het gemiddelde van 5 werkjaren. 

Het totale aangevraagde bedrag zal dus alleen al om deze reden hoger uitvallen dan in 2017, en dus moeilijk te vergelijken zijn. 


Analyse cijfergegevens 5- en 10 jarige werkingssubsidies

In 2017 werden er 302 ontvankelijke aanvragen ingediend voor in totaal 144.418.483€. Dat zorgt voor een gemiddelde van 478.207€ per aanvraag. 

Voor 2023 werden er 282 ontvankelijke aanvragen ingediend voor in totaal 151.743.079 euro. Een gemiddelde van 538.096€. 

Maar die gemiddelden zijn dus moeilijk te vergelijken (zie punt 1). 

Als we het gemiddelde aangevraagde bedrag uit 2017 100% indexeren, zou dit hoger liggen dan het bedrag in 2023.


Conclusie

De enige conclusie die mogelijk is: de kunstensector is zeer bescheiden geweest in haar aanvragen voor 5 en 10-jarige werkingssubsidies.

Het gemiddelde gevraagde bedrag in 2023 ligt in absolute cijfers hoger dan in 2017, maar overstijgt de indexering niet. En bovendien is in het gevraagde bedrag 2017 geen rekening gehouden met de DAC-middelen, met de overdracht van de provinciale middelen en met het verbod op de combinatie van werkingsmiddelen en projectmiddelen vanaf 2023. En dat staat dan nog eens los van de manier van berekenen van het budget in 2023, dat per definitie hoger uitvalt dan in 2017.  

Onze aanvragen zijn bescheiden, en de moeite waard om in te investeren. Corona heeft de sector zwaar geraakt. De minister heeft eigen beleidsaccenten geformuleerd. Onze koopkracht is er de voorbije jaren fors op achteruit gegaan. Wij pleiten voor een herstel van onze koopkracht en een investering in onze toekomst. Dat kan, met minimaal 38 miljoen euro, 0.07% van de uitgavenbegroting van de Vlaamse overheid in 2022, voor de Kunstenorganisaties die Vlaanderen en Brussel rijk zijn. Voeg dit toe aan het startbedrag waar de beoordelingscommissies mee moeten werken.

Beeld: Nevski Prospekt - kabinet k – still playing but different © Kurt Van der Elst

Zie ook: