Op 18 maart vond in het Vlaams parlement de hoorzitting plaats over het ontwerp van het nieuwe Kunstendecreet. Leen Laconte, directeur van oKo was een van de sprekers. Ze lichtte vier punten uit het decreet die struikelblokken voor de hele sector dreigen te worden. Hieronder kan je haar betoog herlezen.
OKo gaf eerder al uitvoerig commentaar op het ontwerp en de versies die eraf vooraf gingen. Hier vind je een overzicht van wat we eerder deden. De vier punten die Leen Laconte in de hoorzitting toelichtte zijn:
- Kerninstellingen en landschapsversterking
- Beurzen & afnemende kansen voor kunstenaars
- Precariteit en stucturele ondersteuning
- Rechtszekerheid en budget
Kerninstellingen: welke meerwaarde?
De vraag van organisaties naar financiële duurzaamheid is legitiem. De ongelijktijdigheid waarmee diverse beleidsniveaus op dit moment beslissingen nemen, zorgt voor chronische beheersonrust over de haalbaarheid van langetermijninvesteringen en engagementen tegenover zowat alle stakeholders waarmee organisaties werken: kunstenaars, opdrachtgevers, financierders, personeel, infrastructuur, publiek… Daarom staat oKo uiteraard als één man achter de vraag van organisaties naar meer financiële duurzaamheid.
Organisaties kunnen nu dus ook aanvragen voor een periode van 10 jaar in plaats van 5 jaar. Het nieuwe Kunstendecreet biedt daarmee echter geen echt antwoord op die vraag naar financiële duurzaamheid. En dat is problematisch. Want die 10-jarige periode is eigenlijk toch gewoon 2 x 5 jaar, met tussentijdse mogelijkheid tot herziening.
Tegelijk is de legitimatie voor deze nieuwe categorie behoorlijk wankel. De combinatie van subsidievereisten, beoordelingscriteria en de stipulaties voor de bijhorende beheersovereenkomsten, de manier waarop dit zich soms wel, soms niet verhoudt met andere elementen in het kunstenveld én het decreet leveren een vreemde, artificiële mix op tussen top-down en bottom-up-beleid. Een heldere, aanneembare rationale ontbreekt naar ons gevoel nog steeds. En het decretaal kader biedt daardoor onvoldoende kans tot rechtvaardige selectie en dus ook tot legitieme uitsluiting.
OKo blijft bij zijn standpunt dat de minister het veld nodeloos verder opdeelt met een categorie die anders behandeld wordt en eigenlijk een vals gevoel van zekerheid creëert. We willen ook waarschuwen voor het Mattheuseffect, voor de op vandaag onzichtbare voorafnames die in nu al in de toekomstige besluitvorming en perceptie kunnen binnen sluipen... alleen al door de theoretische mogelijkheid die hier vorm krijgt.
De hamvraag is wat nu de echte reden is voor de creatie van deze categorie? Waar is het de beleidsmaker om te doen? Het gaat in essentie toch vooral om twee zaken: landschapsversterking en het afsluiten van beheersovereenkomsten. Dat landschapsversterking nodig is, betwist niemand. Onze relatie met het onderwijs is van kapitaal belang voor de vorming van cultureel welzijn en participatie, maar ze moet dringend versterkt worden. Het maatschappelijk absorptievermogen voor het artistiek talent dat zich in onze samenleving aandient, moet dringend uitgediept en verbreed. De spreiding van Vlaamse producties naar alle burgers staat zwaar onder druk. De uitstekende internationale positie van de Vlaamse kunsten wankelt. De precariteit van de kunstenaar en zijn/haar loopbaan wordt steeds groter, het werkgeverschap steeds ingewikkelder. Zakelijke leiding is een knelpuntberoep geworden. Dat zijn de werven die aangepakt moeten worden. Dat is de landschapsversterking waar we jullie hulp voor nodig hebben.
Hier creëert men echter een instrument dat ons inziens niet bij machte is om daar een antwoord op te bieden. We denken trouwens ook dat, nog los van wat de landschapsversterkende noden zijn, het systeem van werken met verplichte beheersovereenkomsten met een klein aantal organisaties, niet de juiste weg vooruit is. Zijn die beheersovereenkomsten eigenlijk wel nodig? Kan de opdracht om een ingediend plan bij aanvraag uit te voeren niet volstaan? Volgens ons kan het zonder. Maar sterker nog, er zijn andere, meer gepaste en efficiëntere beleidsinstrumenten voor de gewenste landschapsversterking, dan kerninstellingen denkbaar.
De minister zet hier en cours de route de deur open naar een mogelijke bedreiging van de organisatorische en artistieke autonomie van de kunsten, voor verplichte beheersovereenkomsten, al dan niet met politiek samengestelde raden van bestuur, die meer controle impliceren.
We vragen het parlement om zich hier expliciet tegen uit te spreken.
Administratieve planlast en beheersmatige logica’s ontneemt kunstenaars kansen
De toegang van kunstenaars tot de beurzen is erg beperkt. In de loop van hun carrière kunnen kunstenaars maar een beperkt aantal keren een beurs aanvragen én toegekend krijgen. Beurzen dreigen zo een inefficiënt instrument te worden, dat vooral voor planlastvermindering voor de administratie zorgt maar niet de (inter)nationale slagkracht van onze kunstenaars vergroot. De manier waarop het nieuwe decreet het beurzensysteem fundamenteel hertekent, vergroot wellicht het gevoel bij beslissingsnemers om op basis van dit decreet “gelegitimeerde” beslissingen te kunnen nemen. Maar de garantie dat de steun terecht komt op de plek, op de manier, op het moment en met de grootteorde die in de praktijk nodig is, is door deze artificiële formattering sterk gereduceerd.
Door die beperkingen in te voeren, geef je kunstenaars niet meer, maar net minder kansen. Bovendien betreuren we het als werkgeversorganisatie bijzonder dat de kunstenaar niet langer de keuze heeft om via beurzen sociale rechten op te bouwen.
Precariteit van kunstenaars en cultuurwerkers
Het is een goede zaak dat de minister een vast percentage van het budget wil voorzien voor kortlopende subsidies. Maar precariteit kan ons inziens maar op één wijze echt aangepakt worden en dat is door kunstenaars op duurzame wijze te ondersteunen. Daarom pleit oKo ervoor om instroom via meerjarige projectsubsidies ook expliciet mogelijk te maken (nu wordt het niet verboden maar ook niet genoemd), maar vooral voor een versterking van de duurzame en volwaardige ondersteuning via de werkingssubsidies.
De sector is geen voorstander van de verdere flexibilisering of verzelfstandiging van het werk in de kunstensector. We gaan voor stabiele structuren en voor duurzame en structurele tewerkstelling. Organisaties met werkingssubsidies bieden net die kans en bovendien spelen ze een fundamentele rol ten aanzien van de hele samenleving. Samen vormen ze het powerhouse voor publieksbereik, inbedding, afstemming van vraag en aanbod. Het is de plek voor het artistiek initiatief en eigenaarschap. Hier bevindt zich de vakkennis inzake de zakelijke omkadering, het management van talent, oeuvres en loopbanen, de internationale spreiding, toeleiding, participatie en educatie, ….
Daar niet meer maar minder op inzetten verhoogt het risico op precariteit en ondermijnt het rendement van de overheidsinvestering bij gebrek aan structuur en continuïteit op lange termijn.
Rechtszekerheid en budget? Vaagheid troef.
Dit decreet blinkt uit in vaagheid. Cruciale elementen voor het kunstenbeleid, zoals beoordeling of budgetverdeling, zijn gedelegeerd naar het uitvoeringsbesluit van de Vlaamse regering of naar draaiboeken van de administratie. Dat is een zorgwekkende vaststelling, want het parlementaire debat speelt amper een rol. De wetgevende macht geeft hier, onder het mom van flexibiliteit, alvast formeel, een blanco cheque aan de uitvoerende macht en haar administratie.
Tegelijk ontbreekt het nu aan een helder budgettair kader voor de plannen van de minister. Heel wat nieuwe decretale elementen en beleidskeuzes betekenen automatisch een grotere financiële druk op aanvragers en op de sector. Denk maar aan de beoogde inhaalbeweging voor beeldende kunsten, de landschapsversterkende opdrachten voor de ‘10-jarigen’ en het verbod om werkingssubsidies te combineren met projectsubsidies.
Maar de minister geeft alsnog geen antwoord op deze nieuwe budgettaire realiteit. We begrijpen dat dat nu moeilijk is maar we gaan er toch van uit dat hij zich aan zijn belofte zal houden om het cultureel kapitaal dat zo succesvol aanwezig is in het Vlaamse kunstenveld te behouden en te versterken.
Tot slot
Corona heeft het veld verzwakt. Na de crisis zal de sector toe zijn aan heropbouw én aan transformatie. Dat zal jaren duren. Nieuwe recepten zullen nodig zijn, met andere soorten beleidsondersteuning. Maar dit ‘nieuwe’ Kunstendecreet is gebouwd op leidinggevende principes, beleidsmechanismes en systeemoplossingen uit pre-corona-tijd. Het is dan ook maar zeer de vraag of ze zullen werken.
Hoorzitting herbekijken?
Dat kan hieronder:
Beeld: Eastman - Sidi Larbi Cherkaoui – Nomad © Filip Van Roe