Vijf krachtlijnen voor een vernieuwd kunstenaarsstatuut

Als belangenbehartiger, sectorfederatie en netwerkorganisatie van meer dan 230 kunstenorganisaties in Vlaanderen en Brussel ligt het statuut van artiesten oKo nauw aan het hart. Het is ons doel om een vernieuwd kunstenaarsstatuut te helpen ontwikkelen op basis van het bestaande statuut. Dat vernieuwde kunstenaarsstatuut moet in de eerste plaats leefbare en correcte tewerkstellingsmogelijkheden garanderen voor artistieke functies, inclusief technisch artistieke en ondersteunend artistieke functies. Daarnaast moet het een terugvalbasis bieden voor tijdelijke periodes van minder werk. Met deze tekst formuleren we vijf krachtlijnen waarmee we de precariteit van het kunstenaarsberoep een halt willen toeroepen.

De tekst kwam onder meer tot stand op basis van een traject dat oKo op dit moment loopt samen met Cultuurloket. Daarin onderzoeken we het huidige kunstenaarsstatuut en stellen we er verbeteringen aan voor. We beschouwen onze voorstellen als een startpunt om de verdere gesprekken met partners en beleidsmakers te voeren in de komende weken en maanden.

De vijf krachtlijnen voor een vernieuwd kunstenaarsstatuut

1. Met het vernieuwde kunstenaarsstatuut beogen we de artistieke, technisch artistieke en ondersteunend artistieke functies die rechtstreeks bij het voorbereidingsproces en bij een artistieke presentatie of creatie betrokken zijn. 

Aanzet | Voor een juiste omschrijving van deze artistieke functies kan de Commissie Kunstenaars aangesproken worden die haar kennis en ervaring kan inbrengen. Deze commissie, waarvan de werking zeker kan verfijnd worden, attesteert nu al geval per geval de artistieke activiteit van wie gebruik wil maken van de kunstenaarskaart, het kunstenaarsvisum en de zelfstandigheidsverklaring.

2. Onze prioriteit ligt bij een correcte tewerkstelling en een eerlijke vergoeding voor de geleverde prestaties. We zoeken een helder evenwicht tussen rechtstreekse en duurzame tewerkstelling, die onze voorkeur wegdraagt, en tewerkstelling via SBK’s of derdebetalers. OKo zette daarvoor al een sensibiliseringsactie op, het charter fair practices Juist is Juist, dat heldere en eerlijke principes en praktijken voor samenwerkingen in de kunstensector definieert.

Aanzet | De sectorale loonbarema’s zijn sinds vele jaren niet meer verhoogd, buiten de verplichte indexaanpassingen. Korte contracten zijn de norm geworden. Zeker voor de laagste lonen en korte contracten is er een loonachterstand. Om daar iets aan te doen denken we aan het schrappen van de eerste anciënniteitsjaren voor de laagste lonen. Voor zelfstandigen en voor wie gebruik maakt van artikel 1 bis van de RSZ-wet willen we sectorale afspraken maken over vergoedingen en werkomstandigheden. In elk geval is er, zowel voor loontrekkenden als zelfstandigen en artikel 1 bis,  aandacht nodig voor niet-betaalde arbeid. Denk maar aan repetitie- en voorbereidingstijd, prospectie en overleg met opdrachtgevers. 

De regelgeving betreffende de KVR die bedoeld is om kleinere opdrachten en het werk van startende artiesten te ondersteunen, moet strikt toegepast en zo nodig gecontroleerd worden. De KVR kan nooit een alternatief zijn voor een reguliere tewerkstelling met opbouw van sociale rechten. 

Op SBK’s kan slechts in uitzonderlijke gevallen een beroep worden gedaan, waarbij de in de wet voorziene tijdelijke vermeerdering van werk strikter moet gedefinieerd worden. Bovendien is het werken met SBK’s financieel niet interessant: voor de werkgever verhoogt de kost van de tewerkstelling en de kunstenaar mist heel wat sectorale voordelen (o.a. de eindejaarspremie en opleidingsmogelijkheden). Vandaar onze voorkeur voor rechtstreekse tewerkstelling.

3. Tewerkstelling kan zowel via een arbeidsovereenkomst (loontrekkende) als via een aannemingsovereenkomst (zelfstandige) of via artikel 1 bis van de RSZ-wet. Toch is het niet altijd duidelijk wie onder welk statuut ressorteert. Die duidelijkheid over het tewerkstellingsstatuut is nodig, omdat deze keuze ook bepalend is voor de sociale bescherming die de artiest zal genieten in de verschillende takken van onze sociale zekerheid. Alleen de wil van de partijen hanteren als norm voor het bepalen van het tewerkstellingsstatuut is ontoereikend.

Aanzet | Als er onduidelijkheid over het statuut bestaat kan de Commissie Kunstenaars in samenspraak met de Commissie ter regeling van de Arbeidsrelaties helderheid scheppen. Een nauwe samenwerking of afstemming van taken tussen deze twee commissies zou dit vergemakkelijken. Het vastleggen van specifieke socio-economische criteria om te bepalen wie loontrekkende of zelfstandige is en een verplichte zelfstandigheidsverklaring kunnen een oplossing bieden.

4. De instap in de sociale bescherming moet gemakkelijker worden, de voorwaarden voor het behoud van rechten gekoppeld aan die bescherming strenger. Dat geldt zowel voor loontrekkenden als voor zelfstandigen. Voor wie tussen de mazen van het net valt of tijdelijk minder of geen werk heeft, is een beter toegankelijke terugvalbasis nodig. Voor alle duidelijkheid: we spreken hier over een terugvalbasis, niet over een basisinkomen.

Aanzet | Er is meer aandacht nodig voor de problematiek van fragmentarische tewerkstelling van de kunstenaar. De switch tussen periodes van wel en geen werk moet administratief sterk vereenvoudigd worden, zowel voor de werkgever/opdrachtgever als voor de kunstenaar. 

Om de  instap voor loontrekkenden in de werkloosheid vlotter te laten verlopen is een versoepeling van de werkloosheidsreglementering nodig. Het behoud van de werkloosheidsvergoedingen op langere termijn kan dan weer strenger en moet gekoppeld worden aan een regelmatige tewerkstelling. In elk geval moet de werkloosheidsreglementering beter aangepast worden aan de artistieke loopbaan van de kunstenaar. 

Voor zelfstandigen denken we aan een verlaging van de instapbijdragen aan de sociale zekerheid, cfr. het systeem van de primostarters dat kan gehanteerd worden voor beginnende zelfstandige artiesten. Het overbruggingsrecht kan dan dienen als terugvalbasis.

5. We willen werken binnen de bestaande structuren op sociaal-, arbeidsrechtelijk en fiscaal vlak. Centraal daarbij staan de opbouw van sociale rechten en een leefbaar inkomen voor de artiest, ongeacht of deze werkt in de gesubsidieerde dan wel in de commerciële sector. Het sociaal overleg op sectoraal vlak speelt hierbij een belangrijke rol.

Aanzet | We onderzoeken in welke mate inkomsten die niet of slechts deels onderhevig zijn aan sociale bijdrage kunnen bijdragen tot de opbouw van sociale rechten en een solidaire financiering van de sociale zekerheid. Denk maar aan auteursrechten en naburige rechten en aan beurzen, subsidies en residentiebeurzen.

Flankerende maatregelen

Een aantal begeleidende maatregelen moet de uitrol van de voorliggende krachtlijnen faciliteren. Momenteel denken we onder meer aan volgende maatregelen:

  • Een aanpassing van de doelgroepvermindering waarbij onderzocht wordt of die kan toekomen aan de opdrachtgever of zelfs aan de werknemer, ook wanneer de loonverwerking wordt uitbesteed aan een SBK.
  • Een administratieve vereenvoudiging voor het in dienst nemen van flexwerkers.
  • Voldoende subsidies verstrekken om een correcte tewerkstelling te garanderen en die subsidies te oormerken in functie van een correcte vergoeding van artiesten.
  • Opleidingen voorzien om zowel opdrachtnemers als -gevers bewust te maken van het wettelijk en administratief kader van het kunstenaarsstatuut.

Beeld: Compagnie Tartaren - Begoocheling © Yuri van der Hoeven

Zie ook: