Vzw-wetgeving vernieuwd: wat verandert er?

Op 28 februari keurde de Kamer het ontwerp voor de nieuwe vennootschaps- en vzw-wet goed. Wat verandert er?  We zetten de belangrijkste wijzigingen op een rijtje.

De vennootschaps- en vzw-wetgeving wijzigt. Dat gebeurt om ze eenvoudiger te maken, om ze meer te laten aansluiten bij de realiteit en de Europese regelgeving, en om ze transparanter en aantrekkelijker te maken voor bedrijven die zich in België willen vestigen. OKo werkt aan een uitgebreid artikel over alle wijzigingen en de implicaties ervan voor oKo-leden. Tot zover geven we alvast een overzicht van de belangrijkste wijzigingen en de manier waarop je je erop kan voorbereiden.

Wat verandert er?

De vzw krijgt een nieuwe definitie

Die luidt:

Een vereniging wordt opgericht bij een overeenkomst tussen twee of meer personen, leden genaamd. Zij streeft een belangeloos doel na in het kader van één of meer welbepaalde activiteiten die zij tot voorwerp heeft. Zij mag, rechtstreeks noch onrechtstreeks enig vermogensvoordeel uitkeren of bezorgen aan de oprichters, de leden, de bestuurders of enig andere persoon, behalve voor het in de statuten bepaald belangeloos doel.”

 Winst maken mag

De vzw wordt nog altijd door minstens twee personen opgericht en heeft een belangeloos doel. Maar vanaf nu mag ze onbeperkt economische activiteiten voeren. Ze mag dus winst genereren voor haar belangeloos doel, maar die winst mag ze wel niet uitkeren. De vereniging zonder winstoogmerk wordt dus een vereniging zonder winstuitkering. Dat is ook meteen het criterium om een vzw te onderscheiden van een vennootschap, die wel een winstuitkeringsdoel heeft.

Deze wijziging kan belangrijke gevolgen hebben. Een vzw valt immers maar onder de rechtspersonenbelasting zolang haar economische activiteiten bijkomstig zijn. Als een vzw vanaf nu dus onbeperkt economische activiteiten mag ondernemen en bovendien aangespoord wordt om aanvullende financieringskanalen te zoeken, kan ze onder de vennootschapsbelasting vallen. Er zijn (op dit moment) geen duidelijke criteria om te bepalen wanneer een vzw moet overschakelen van de rechtspersonenbelasting naar de vennootschapsbelasting.

Bestuurdersaansprakelijkheid

De aansprakelijkheid van bestuurders wordt duidelijker geregeld dan vandaag het geval is en wordt ook beperkt. Vzw-bestuurders worden onder de toekomstige wetgeving hoofdelijk aansprakelijk gesteld voor fouten die het bestuursorgaan als college begaat bij de uitoefening van het bestuur. Ze kunnen enkel worden aangesproken als ze "kennelijk buiten de marge van een normale zorgvuldige bestuurder geplaatst in dezelfde omstandigheden" gehandeld hebben.  De beleidsvrijheid van bestuurders wordt hiermee gegarandeerd.

Omdat de raad van bestuur van een vzw een collegiaal orgaan is, zijn de bestuurders hoofdelijk aansprakelijk voor de beslissingen of nalatigheden. Dat wil zeggen dat zij ieder apart voor het geheel van de schade kunnen worden aangesproken. Ze worden wel ontheven van hun aansprakelijkheid als ze zelf geen deel hadden aan de fouten en er melding van hebben gegeven. Zo wordt een duidelijke wettelijke incentive voor good governance gegeven. De raad van bestuur wordt verplicht notulen van haar vergaderingen op te stellen.  De mededeling van een fout door een bestuurder en de bespreking ervan moet dus ook in de notulen worden opgenomen.

De wet voorziet een duidelijke aansprakelijkheidsbeperking van de schadevergoeding tot bepaalde bedragen – dat was niet het geval onder de huidige wetgeving. De grensbedragen worden bepaald in functie van de gemiddelde omzet en de gemiddelde balanstotaal van de 3 boekjaren van de organisatie, voorafgaand aan de aansprakelijkheidsvordering. Op zich is het positief dat bestuurders beter weten welk maximaal risico ze lopen. En ze kunnen zich dus ook maximaal verzekeren tegen dat risico. Wel geldt de beperking enkel voor een lichte fout, en dus niet voor herhaaldelijke lichte fouten, niet voor zware fouten en niet ingeval van fouten begaan met bedrieglijk opzet of met het oogmerk om te schaden. Zo blijft er van die aansprakelijkheidsbeperking wel niet zoveel meer overeind. Over de invulling van het begrip ‘lichte fout’ kan ook  nog discussie ontstaan. Die begrippen komen van het arbeidsrecht (zie de aansprakelijkheidsbeperking van een werknemer) en de vraag is of ze zomaar kunnen getransponeerd worden naar het vennootschapsrecht.

Voor vzw's kan de aansprakelijkheidsbeperking een probleem zijn, omdat ze de volledige schade van een bestuurder die een lichte fout beging mogelijk niet meer volledig kunnen recupereren.

Leden

Het ledenregister kan voortaan ook elektronisch worden bijgehouden. De rechten en plichten van toegetreden leden moeten voortaan uitsluitend in de statuten worden opgenomen (niet meer in het huishoudelijk reglement). Bij de uitsluiting van leden wordt het verdedigingsrecht beter omschreven.  

Raad van bestuur

De regel blijft dat een raad van bestuur minstens drie bestuurders moet tellen, al kunnen vanaf nu ook twee bestuurders als de vzw maar twee leden telt. Nieuw is dat als een mandaat van een bestuurder voor het einde openvalt, de overblijvende bestuurders een nieuwe bestuurder kunnen coöpteren. Vanaf nu is er ook een duidelijke wettelijke regeling opgenomen om belangenconflicten tussen de vzw en bestuurders te vermijden. Bovendien is het vanaf nu verplicht om notulen van de vergaderingen van de raad van bestuur op te stellen. Daarnaast wordt ook de mogelijkheid van schriftelijke besluitvorming voorzien.

Algemene vergadering

De regels van beraadslaging van vzw’s worden gelijkgetrokken met die van de vennootschappen. Dat betekent dat de besluiten van de algemene vergadering van de vzw worden genomen met gewone meerderheid van de uitgebrachte stemmen en dus niet meer bij meerderheid van de stemmen van de aanwezige of vertegenwoordigde leden.

Boekhouding

Kleine vzw’s kunnen hun jaarrekening opmaken volgens een vereenvoudigd model. Micro-vzw’s kunnen hun jaarrekening opmaken volgens een microschema dat nog bij KB moet uitgewerkt worden. OKo heeft nog vragen bij de definitie van een kleine en een micro vzw in de wet en zal daarover opheldering vragen.

Faillissement mogelijk

Sinds 1 mei 2018 worden vzw’s als ondernemingen beschouwd en kunnen ze failliet verklaard worden. Ze kunnen ook voorwerp worden van een procedure van gerechtelijke reorganisatie (een gerechtelijk minnelijk akkoord, een collectief akkoord of een overdracht onder gerechtelijk gezag).

Tijdspad

De wet treedt in werking op 1 mei 2019 en geldt dan meteen voor elke nieuwe vzw die wordt opgericht. Voor de bestaande vzw’s wordt de wet van toepassing vanaf 1 januari 2020. De algemene vergadering kan beslissen om zich al vroeger aan de bepalingen van de nieuwe wet te onderwerpen. Als de vzw geen gebruik maakt van deze opt-in-mogelijkheid, is ze verplicht om bij elke statutenwijziging van na 1 januari 2020 de statuten te conformeren aan de nieuwe wet.  De statuten moeten ten laatste in overeenstemming zijn met de bepalingen van de wet tegen 1 januari 2024.

Vanaf de datum dat de wet van toepassing wordt, gelden de dwingende bepalingen van de wet automatisch, ook al luiden de statuten (nog) anders. Statutaire bepalingen die in strijd zijn met de dwingende bepalingen van de nieuwe wet worden vanaf dan voor niet geschreven gehouden. Dat is bijvoorbeeld het geval voor de bestuurdersaansprakelijkheid.

Hoe bereid je je voor?

  • Laat een bestuurder de statuten nakijken in de loop van 2019.
  • Agendeer een statutenwijziging op de algemene vergadering.
  • Kijk je bestuurdersaansprakelijkheidsverzekeringen na. 

Wat zijn de gevolgen op Vlaams niveau?

Het is de vraag welke invloed de federale vennootschaps- en vzw-wet heeft op Vlaamse decreten en of die decreten eventueel aangepast moeten worden. Om daar  zicht op te krijgen werd binnen de Vlaamse overheid een ‘taskforce wijziging vzw-wetgeving’ opgericht. Die gaat over de verschillende beleidsdomeinen heen na wat de impact is van de aangepaste wetgeving op de verschillende sectoren. Het initiatief van deze taskforce ligt bij het Departement Cultuur, Jeugd en Media. OKo volgt het nauwgezet op. We zullen alvast een voorstel voor een aanpassing van het Kunstendecreet formuleren. Zo'n aanpassing is wenselijk nu vzw's winst mogen maken. Het Kunstendecreet voorziet immers dat enkel rechtspersonen met een niet-commercieel karakter werkingssubsidies kunnen aanvragen. In het licht van de nieuwe wet zou het duidelijker zijn om de open definitie ‘rechtspersonen met niet-commercieel karakter’ te behouden en verder vzw's en stichtingen toe te voegen.

Check ook onze kennisbank en volg de infosessie!

Zie ook: